Genomineerden gedichtenwedstrijd

This content has been archived. It may no longer be relevant

Gezamenlijk hebben 56 dichters met 100 gedichten gehoor gegeven aan de oproep om deel te nemen aan de gedichtenwedstrijd van ‘Het Park Vertelt. De dichters kregen als opdracht te reageren op een gedicht van dorpsdichter Bianca Hendriks.
De jury heeft 13 gedichten geselecteerd, waarvan uiteindelijk de twee onderstaande gedichten van Clara de Groen en Dick van Welzen genomineerd zijn. De winnaar wordt bekend gemaakt op 27 augustus tijdens het festival.

 

GEDICHT VAN CLARA DE GROEN

GROEN MET EEKHOORNTJE EN SPECHT

Je speelde verstoppertje met eekhoorntjes en ik maar
denken dat het om mij te doen was, maar nee,
het was slechts jouw spel evenals die specht
die een lege boom zocht om aan te tikken.

Ik trok naar de Duivelsberg, nam de holle weg
met schrille buizerd. Ik herkende je stem.

Ik speelde soldaatje in schuttersputjes van de oorlog,
maakte vuile handen en scheurde mijn kleren,
verblindde me in het strijklicht. Was je daar ook?

Ik liep door een keteldal met bermen bloeiend
gras. Ik hoorde je ritselen.

Verder trok ik: de Sterrenberg, de Ravenberg,
beklom trappen en vond een loos nest
en daarboven een pad langs de gesnoeide zichtlijnen.

Ik werp een blik op de velden beneden. Ben jij dat?
Je raakt me met een vleugeltop, ik strek me en we cirkelen
boven de Elyseese velden: groen met eekhoorntje en specht.

’s Morgens zit er een blauwe hagedis in mijn computerscherm.
Vliegen, vraag ik hem?

 

GEDICHT VAN DICK VAN WELZEN

INLEIDING TOT EEN PARK

als een slecht gescheperde kudde zijn wolken
onderweg, van alle kanten op dreef, zonder einde

de kunst van het voorbijgaan, we hebben het bestaan
lief te hebben, goud schittert in je rode haar

een roos op je hart gelegd, je wanen uitgeteld
in het gras dat alle leugens als het ware bedekt

weerwinden beuken de bomen, door de daver
in het lijf raken alle vogels weerloos verblazen

zij die vluchten én die thuiskomen zijn op pad
gegaan, de tijd schept zelf zijn offerandes

ons zij de dag, hoe voor de verandering
verhouden wij ons, in wrede tederheid

de herfst wendde, een punt in het ereveld gezet
tot de laatste man gestorven aan dit ogenblik

zoveel hing ervan af hoe stil het park kon zijn
ten leste verloste een engel zich uit de schaduw

zeggende: ‘wees kalm, wat je ziet is alles;
wat niet te redden valt, valt niet te redden’